Zo traint Nils van der Poel. - VanDrielSport.

VanDrielSports

Ga naar de inhoud

Zo traint Nils van der Poel.

Over Hardlopen. > Trainingsleer.
In een boomhut wonen en 147 uur per maand trainen – Nils van der Poel doet alles anders. Artikel NRC Dennis Boxhoorn.
Illustratie Myrthe van Heerwaarden.

Vijftien maanden lang, tussen mei 2019 en augustus 2020, doet Nils van der Poel niets anders dan langlaufen, hardlopen en fietsen op zeer lage hartslag, om zijn vetverbranding op een ultiem niveau te krijgen. Van schaatsen komt het amper, hij rijdt in die periode sowieso geen wedstrijden. Röjler pakt het trainingslogboek erbij. „Hij trainde soms meer dan 130 uur in de maand. Dan maakte hij dagen van 10, 9, 9, 8 en 9,5 uur op de fiets, aan een gemiddelde snelheid van zo’n dertig kilometer per uur. Altijd vijf dagen trainen en twee dagen volledige rust.” Röjler vindt de omvang die zijn pupil heeft gedraaid ook nog altijd indrukwekkend. „Afgelopen zomer deed hij zelfs een trainingsmaand van 147 uur. Dat was allemaal op de fiets, want van het hardlopen had hij een stresshaard in zijn heup gekregen. Na de Spelen moet hij daar misschien aan geopereerd worden. Maar tijdens het schaatsen heeft hij er geen last van.”

Röjler kent niemand die zo veel en zo lang kan trainen als Van der Poel. „Het is vooral een mentaal spel dat hij met zichzelf kan spelen. Als hij vijf uur heeft gefietst en hij moet nog twee uur in het donker en de kou om thuis te komen, dan weet hij zichzelf zo te manipuleren dat de tijd voorbijschiet. Pakt hij drie ijsjes bij het tankstation. Hij laat negatieve gedachten niet toe, accepteert de ellende waarin hij zit. Ik denk ook niet dat hij lijdt op training. Lijden deed hij in het leger. Ik maakte me in het begin best wel zorgen om hem. Zo veel trainen kan ook verkeerd gaan. Maar zijn lichaam bleef zich aanpassen.” In een van de koudste ritten die Van der Poel deed, plaste hij over zijn eigen handen om ze weer warm te krijgen.
Om het veeleisende regime vol te kunnen houden, wisselt Van der Poel zijn trainingen af met leuke dingen. Parachutespringen, in zijn geval. Hij trekt in de zomer naar de vliegbasis van Västerås en neemt zijn intrek in een van de barakken van de plaatselijke Flygklubb. Daar bouwt hij een boomhut voor zichzelf, acht meter hoog. Een vaste woon- of verblijfplaats heeft hij niet. Zijn post wordt bezorgd bij het gele huis aan de Staafsgatan in Trollhättan, waar hij opgroeide en waar zijn vader nog altijd woont. Verder leeft hij uit een tas.

Het kan gebeuren dat zijn vrienden van de parachuteclub in Västerås, 300 kilometer verderop, een telefoontje van hem krijgen; of hij die avond langs kan komen, en of hij mag blijven slapen. Dan fietst hij erheen, eet hij hamburgers en drinkt hij een biertje met zijn maten, om de volgende dag weer terug naar Trollhättan te fietsen. „Nils is altijd zichzelf”, zegt Mikael Helgesson, een van zijn maten bij de club. „Hij is aardig en sociaal, zegt wat hij denkt zonder iemand te beledigen.” Helgesson denkt dat het parachutespringen voor Van der Poel een uitlaatklep is. „Als je springt, kun je even aan niets anders meer denken. Je laat de wereld achter, ontsnapt uit de dagelijkse sleur. Volgens mij is dat precies wat hij zocht.”

Altijd op wedstrijdtempo
In oktober 2020, na maanden van extensieve en extreme duurtraining, heeft Van der Poel een van de meest efficiënte aerobe systemen ter wereld gecreëerd. Die enorme motor is vereist om de volgende fase van zijn plan te kunnen verdragen, om op tijd te kunnen herstellen van sessies die zo intens gaan worden dat niemand er ook maar over nadenkt het te doen. De basisregel: per week zoveel mogelijk rondjes onder de 30 seconden rijden, wedstrijdtempo dus, aan een maximale hartslag en maximale verzuring. Van der Poel gaat vijf dagen per week een 10 kilometer op wedstrijdtempo schaatsen. Hij laat zo veel mogelijk parameters vastleggen – hartslag, wattage, lactaat – maar houdt de training identiek, zodat hij zijn progressie tot in detail kan bijhouden.

Aanvankelijk rijdt hij één 10 kilometer in een training, maar als de Spelen dichterbij komen en zijn belastbaarheid toeneemt, verdubbelt hij de intensiteit. Rijdt hij dagelijks twee keer een 10 kilometer alsof het een wedstrijd is, waar andere schaatsers er misschien vijf in een heel seizoen rijden.
Die 10 kilometers deelt hij op in drie keer acht ronden, met tussendoor een korte pauze. Het idee is om comfortabel te worden met de wedstrijdsnelheid en zelfs nog iets harder, met de verzuring, en ook om de techniek, de timing en de kniehoeken in te prenten die nodig zijn tijdens de race.

Van der Poel zal je nooit in een treintje achter andere schaatsers aan zien rijden, want die luxe heeft hij tijdens de race ook niet. Zo heeft hij alle vrijheid om zijn bewegingen tot in de perfectie te oefenen. En waar andere schaatsers in training uitsluitend door de binnenbaan glijden, oefent hij steevast binnen- én buitenbochten.
Zijn aanpak is revolutionair en experimenteel, maar hij weet precies wat hij doet. En hij kan er buitengewoon gepassioneerd over vertellen. Vorige week donderdag liet hij in een monoloog van tien minuten, buiten bij het olympisch dorp in de vrieskou, zien waarom zijn veelgeprezen bochtentechniek – hij rent er als het ware doorheen – zo goed werkt. Hij vroeg of zijn coach hem even wilde vasthouden en ging met zijn volle gewicht schuin hangen om de valbeweging voor te doen. Zijn efficiëntie, zei hij, leerde hij op het krappe ijsbaantje in Trollhättan.
Alles wat met sport te maken heeft, komt van mij, zegt Göran van der Poel. „Maar de opvoeding, zijn sociale persoonlijkheid, de manier waarop hij formuleert; dat heeft hij van zijn moeder.” Er is een zin uit de Bijbel die Agneta van der Poel bij leven graag uitdroeg, en die voor Nils sinds haar overlijden een bron van inspiratie is. ‘God gaf ons niet de kracht voor angst, maar voor liefde en zelfreflectie.’
   
                         
Het leven is als fietsen, om in balans te blijven moet je in beweging blijven. (Einstein)
Terug naar de inhoud